
- Hij is aansprakelijk ____________ voor het breken van die laptop.
- Er is geen aanleiding __________ dat vervelende gedrag.
- De vakantie hangt af ____________ het geldbedrag dat we kunnen besteden.
- Ben jij bekend ____________ de onregelmatige werkwoorden?
- Ik ben bezig _____________ de voorbereiding van de vergadering.
- Hij is boos __________ de buurman. Hij draait elke avond harde muziek.
- Jij levert ___________ alles wat ik zeg commentaar. Dat vind ik niet fijn.
- Ik ben dol ___________ de koekjes van de Albert Heijn.
- Ik hunker ______________ zon, zee en strand.
- Dat geld weegt niet op _________________ de emotionele waarde van het horloge.